Begeleiden van mensen met EVB+
Mensen met EVB+ zijn afhankelijk van anderen. De kwaliteit van leven van mensen met EVB+ wordt hierdoor grotendeels bepaald door de mensen die voor hen zorgen. Ze kunnen niet met woorden zeggen wat ze fijn vinden en wat niet. Het is daarom belangrijk dat begeleiders hen goed leren kennen en begrijpen, zodat ze passende begeleiding kunnen bieden. Dit hoofdstuk gaat in op het opbouwen van een band met mensen met EVB+, methodieken die ingezet kunnen worden bij de begeleiding en communicatie.
Een band opbouwen met mensen met EVB+
Een goede band tussen begeleider, de persoon met EVB+ en diens familie is nodig om hen goede ondersteuning te kunnen bieden. Het opbouwen van een band, doe je door veel tijd met elkaar door te brengen. Zo leer je elkaar goed kennen. Daarnaast bouw je een band op door dingen samen te doen en zo positieve ervaringen op te doen. Dingen te leren van en met elkaar. Het kan even duren voordat een begeleider een vertrouwensband heeft opgebouwd. Door de ernstige verstandelijke beperking kan het voor begeleiders zoeken zijn naar de juiste manier van contact maken en het begrijpen van de (non)verbale communicatie van mensen met EVB+.
Het duidelijk aangeven van wat er verwacht wordt en wat er gaat gebeuren, helpt om mensen met EVB+ zich veilig te laten voelen. Het bieden van nabijheid, vooral in momenten van onrust of onzekerheid, kan het vertrouwen in de begeleider en de band tussen cliënt en begeleider versterken. Een begeleider moet niet alleen veilig en betrouwbaar zijn, maar ook enthousiast zijn om dingen samen te doen en hierbij oprechte aandacht geven aan de persoon. Daarnaast zijn geduld, respect en creativiteit nodig om in te spelen op situaties die zich voordoen, zoals moeilijk verstaanbaar gedrag.
Begeleiders moeten kunnen inschatten wanneer ze veel moeten sturen en helpen. En wanneer ze iemand meer los moeten laten en afstand moeten nemen. Dit vraagt ervaring met de doelgroep en het kennen van de mogelijkheden van mensen. Het kijken naar mogelijkheden, in plaats van alleen de beperkingen, helpt om het leven van mensen met EVB+ te verrijken. De draagkracht en de stemming van mensen met EVB+ kunnen van moment tot moment wisselen. De begeleider schakelt van begeleidingsstijl wanneer de situatie daar om vraagt.
Het opbouwen van een band met mensen met EVB+ wordt door verschillende factoren beïnvloed. Het karakter van een begeleider moet passen bij mensen met EVB+. Daarnaast moet een begeleider durven kijken naar de eigen manier van werken. Hij of zij moet zich kwetsbaar op durven stellen, bijvoorbeeld door te vragen om feedback aan collega’s of familie over hoe om te gaan met bepaald gedrag of een bepaalde situatie. Naast de begeleider zelf, is ook de omgeving van invloed op de band tussen begeleiders en mensen met EVB+. Goed contact met familie kan het voor een begeleider makkelijker maken om een goede band op te bouwen. Familie kan een begeleider helpen om mensen met EVB+ te kennen en begrijpen.
Daarnaast is het team en de zorgorganisatie van invloed op de band tussen begeleider en cliënt. Denk aan: Hoe ziet het team eruit en werkt iedereen goed samen? Is er tijd om nieuwe dingen uit te proberen? Staan collega’s open voor feedback? Wordt er door de organisatie goed gezorgd voor de medewerkers? Hoe hoog is de werkdruk? Hoeveel collega’s zijn uitgevallen? Hoe ziet de werkomgeving eruit? Zijn alle materialen die nodig zijn aanwezig en in goede conditie? Zijn er korte lijnen met andere professionals, zoals artsen, gedragskundigen en fysiotherapeuten? Zijn er vrijwilligers die ondersteunen?
Door al de genoemde factoren is het voor een begeleider niet altijd makkelijk om een band op te bouwen met mensen met EVB+, maar het heeft de hoogste prioriteit. Alleen als je de mens ziet en kent, kun je passende begeleiding bieden. Een goede band zorgt dat begeleiders begrijpen wat mensen met EVB+ willen en nodig hebben. Een begeleider kan veiligheid en steun bieden in situaties die mensen met EVB+ zelf niet goed overzien. Als mensen met EVB+ zich veilig voelen, kunnen begeleiders activiteiten doen waarbij mensen met EVB+ succeservaringen opdoen. Zo kan het zelfvertrouwen van mensen met EVB+ groeien en kunnen zij (kleine) stappen maken in hun ontwikkeling.
Tips
- Er zijn begeleiders die in de les gastlessen kunnen geven. Zij werken als ambassadeur gastlessen via BPSW.
- Luister de ‘Triple-C podcast’ over het bouwen aan relaties en competenties
- Bekijk het beeldverhaal ‘Over Mark’ gemaakt door outsider-onderzoeker Jan. Dit verhaal geeft een goed beeld van het belang van een band opbouwen en hoe je dit in de praktijk kan doen.
Methodieken en hulpmiddelen bij de begeleiding
Begeleiders moeten steeds inschatten welke aanpak ze wanneer gebruiken. Wanneer moet er ingegrepen worden? Wanneer kun je iemand ruimte geven en iets zelfstandig laten proberen? Het gebruiken van methodieken en hulpmiddelen kan hierbij helpen. Er zijn veel verschillende methodieken voor de begeleiding van mensen met EVB+. De zorgorganisatie of de gedragskundige/behandelaar kiest vaak de methodiek voor de begeleiding van mensen met EVB+. Voorbeelden van zulke methodieken zijn: LACCS, Triple-C, Heijkoop, Integratieve Therapie voor Gehechtheid en Gedrag (ITGG) en Gentle teaching. Triple-C, LACCS en Heijkoop worden veel gebruikt. Informatie over Triple-C staat in het hoofdstuk Moeilijk verstaanbaar gedrag. In dit hoofdstuk staat informatie over de methode LACCS en Heijkoop.
LACCS
LACCS helpt begeleiders te streven naar een goed leven voor mensen met EVB+. De letters LACCS staan voor lichamelijk welzijn, alertheid, contact, communicatie en stimulerende tijdsbesteding. Dit zijn de vijf gebieden die volgens de LACCS-methode echt belangrijk zijn voor mensen met EVB+. Het hebben van een goed leven gaat om een lijf zonder pijn, lekker slapen, dingen doen die je leuk vindt, zo nu en dan iets nieuws ondernemen, je begrepen, geliefd en gewaardeerd voelen en verbonden zijn met de mensen om je heen. Per LACCS-gebied zijn er een aantal waarden beschreven die duidelijk maken wat maakt of iemands leven goed is.
Bij LACCS is het belangrijk dat begeleiders goed weten wat het niveau van de persoon met EVB+ is. Wat diegene snapt en hoe diegene dingen beleeft. Wanneer een begeleider dit weet, kan een begeleider kijken of een persoon een goed leven heeft volgens de LACCS-gebieden. Ook moet een begeleider deskundig zijn. Dus een begeleider moet kennis hebben van de doelgroep EVB+, weten hoe hij contact met hen kan maken, hoe hij hen kan betrekken bij een activiteit en hoe hij met hen kan communiceren.
De LACCS-visie neemt met zich mee dat je breed kijkt naar wat iemand nodig heeft om een Goed Leven te hebben. Om LACCS goed uit te kunnen voeren, is het belangrijk dat er wordt samengewerkt met alle betrokkenen. De focus ligt op wat de cliënt en familie zelf kunnen en willen.
De methode is oorspronkelijk ontwikkeld voor mensen met EMB (ernstig meervoudige beperkingen). Doordat het zich focust op de ernstige verstandelijke beperking is het ook goed te gebruiken bij mensen met EVB+. De vraagstukken die begeleiders tegenkomen zijn wel anders, bijvoorbeeld ten aanzien van alertheid.
Heijkoop
Met de methodiek Heijkoop krijgen begeleiders meer inzicht in het functioneren van mensen met EVB+. Begeleiders onderzoeken samen met een Heijkoop-trainer de manier waarop de cliënt functioneert. Dit helpt begeleiders om anders te kijken naar de persoon met EVB+ en op een andere manier over diegene te gaan denken. Bij het onderzoek worden door de Heijkoop-trainer vijf verschillende instrumenten ingezet:
- Ontdekkend kijken: Dit instrument bestaat uit een vorm van videoanalyse die helpt om onbevooroordeeld naar de (lichaamstaal van de) persoon met EVB+ te kijken.
- Constructieve Hantering Probleemgedrag: Dit instrument helpt begeleiders om op moeilijke momenten actief samen te werken met de persoon met EVB+.
- Functioneringsprofiel: Dit instrument geeft begeleiders inzicht over onder- en overschatting van de persoon met EVB+.
- Relatiedynamiek: Dit instrument maakt begeleiders bewust van vaste relationele patronen en helpt om dynamiek terug te brengen in de relatie tussen de begeleider en persoon met EVB+.
- Videotraining: Met dit instrument worden begeleidingssituaties gefilmd en nabesproken met de Heijkoop-trainer.
Tips
- Kijk hier voor een heel uitgebreid overzicht van methodieken en hulpmiddelen die ingezet kunnen worden bij mensen met EVB+.
- Bij de VGN academie kun je een leertraject volgen over LACCS. Hier vind je een overzicht van alle leertrajecten. Om de leertrajecten te gebruiken, moet je lid zijn van de VGN academie of via school of een zorgorganisatie deelnemen aan de leertrajecten.
Communicatie
Je verbonden voelen met anderen is een basisbehoefte van ieder mens. Hiervoor is communicatie nodig. Communicatie is bij mensen met EVB+ een belangrijk aandachtspunt. Voor hen is het moeilijk om (non)verbaal dingen duidelijk te maken en ze hebben moeite om anderen te begrijpen. Dit zorgt weer voor moeilijk verstaanbaar gedrag. De begeleiding is daarom gericht op het begrijpen van de communicatie van mensen met EVB+ en hen te leren hoe zij signalen kunnen geven die anderen begrijpen.
Mensen met EVB+ communiceren vooral met lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, geluiden en gedrag. Soms gebruiken ze losse woorden, gebaren, verwijzers, voorwerpen en/of pictogrammen. Wanneer mensen met EVB+ de communicatie begrijpen en wanneer hun communicatie wordt begrepen, gaat hun vooruitgang makkelijker en is er minder sprake van moeilijk verstaanbaar gedrag.
Begeleiders proberen daarom steeds de signalen van mensen met EVB+ te ‘lezen’ en te begrijpen. Ook proberen begeleiders mensen met EVB+ duidelijk te maken wat er gaat gebeuren en manieren aan te bieden waarmee zij aan kunnen geven wat zij willen of nodig hebben. Ondersteunende communicatiemiddelen, zoals gebaren en pictogrammen, kunnen hierbij helpen.
De basishouding waarbij verschillende communicatievormen worden gebruikt heet ‘Totale communicatie’. Het inzetten van communicatiehulpmiddelen moet natuurlijk wel in het belang van de persoon met EVB+ zijn. Deze helpen namelijk alleen wanneer de cliënt deze vormen van communicatie begrijpt.
Er zijn vier niveaus waarop iemand kan communiceren: het sensatieniveau, presentatieniveau, representatieniveau en meta-representatieniveau. Een kort overzicht hiervan zie je in de tabel hieronder.
Niveau van communicatie | Wat houdt het in? |
---|---|
Sensatieniveau | Sensatieniveau Ik ruik, proef, zie, hoor, voel en beweeg. Prikkels die vaak voorkomen herken ik, zoals prikkels bij tandenpoetsen of aanrakingen. Ik snap simpele relaties tussen dingen, bijvoorbeeld: als ik huil, word ik getroost. |
Presentatieniveau | Ik combineer meerdere prikkels. Ik begrijp sommige woorden wanneer ik het voorwerp dat erbij hoort zie, zoals een beker of tandenborstel. |
Representatieniveau | Ik herken prikkels zonder dat de prikkel direct in beeld is. Ik begrijp dat een gebaar, voorwerp, pictogram of foto van een tandenborstel allemaal verwijzen naar tanden poetsen. |
Meta-representatieniveau |
Ik begrijp dat een woord of zin verschillende dingen kan betekenen, bijvoorbeeld bij grapjes of gezegden. |
Het is belangrijk om aan te sluiten bij het communicatieniveau van de persoon met EVB+, omdat je de persoon anders makkelijk kan overvragen. Bijvoorbeeld: je laat een pictogram zien van een tandenborstel en gaat er vanuit dat de ander nu snapt dat jullie gaan tanden poetsen. Maar de persoon met EVB+ communiceert (nog) op presentatieniveau en herkent het plaatje niet als een tandenborstel. Dit kan leiden tot misverstanden en frustratie. Pas als diegene een echte tandenborstel ziet, begrijpt hij of zij dat de tanden gepoetst gaan worden.
Wanneer mensen met EVB+ communiceren op representatieniveau wordt communiceren makkelijker. Er kunnen dan symbolen, woorden, afbeeldingen, gebaren en pictogrammen gebruikt worden om situaties voorspelbaar te maken. Omdat ieder mens met EVB+ weer anders is, moet goed worden gekeken welke communicatiemiddelen passen. Een logopedist is hierin gespecialiseerd en kan begeleiders hierbij helpen.